Following
Master DanielsMaps
Daniel Hasenbos

In the world of The Continent of Wordal

Visit The Continent of Wordal

Ongoing 3142 Words

VI - Vrouwe Muira

18 0 0

Het feest was in volle gang. Elda had al twee porties van de stoofpot op, en een groot stuk brood met kruidenboter en een oude kaas. Nu haar honger was gestild en haar maag haar niet meer dreigde te vernederen, begon ze het ongemak van de situatie weer te voelen.

Mortain was door zijn vader bij een gesprek met heer Ardell betrokken, waardoor Elda niet meer de kans kreeg om haar gesprek met Mortain voort te zetten. Ze wilde niets liever dan van Mortain horen dat hij het haar zou zeggen als hij ergens vanaf wist. Elda had echter geen mogelijkheid om het gesprek met hem te vervolgen; hij had zijn volledige aandacht op het gesprek met heer Ardell en zijn vader gericht.

Ondertussen was het feest in volle gang. Nu de eerste maaltijden en flessen wijn waren genuttigd, begonnen de gasten zich meer door de zaal te bewegen. Waar iedereen eerst keurig op de hen aangewezen plekken had gezeten, begonnen er nu groepjes te ontstaan van heren en vrouwen die elkaar opzochten en gesprekken voerden.

Langs de noordelijke muur stonden minstrelen die de ruimte vulden met klanken en melodieën, even zoet als Elda haar druivensap. Met de aanvang van het maal speelden zij rustige muziek, maar naarmate het feest vorderde, was de muziek levendiger en energieker geworden. Het zou niet lang meer duren voordat er gedanst zou worden.

De zon had haar laatste stralen al naar binnen gelaten, en buiten was het nu volledig donker. Het enige licht kwam nu nog van de kandelaars aan het plafond en de wanden, wat de ruimte voorzag van een warme oranje gloed.

Elda nam de ruimte in zich op. Bedienden bewogen zich geruisloos tussen de tafels door, hun armen vol dampende schalen en versgegaarde gerechten. Half afwezig volgde ze een wijnkaraf die langzaam van gezelschap naar gezelschap ging. Bij een van de tafels werd de drager aangesproken. Een heer hief zijn beker en kreeg een klein bodempje ingeschonken. De anderen volgden zijn voorbeeld, en ook hun bekers werden gevuld, hoewel zuinig, bijna symbolisch.

Dit scheen Elda vreemd toe. Gisteren nog, tijdens het diner, had Elda gezien hoe de hertog en hertogin hun glazen royaal lieten vullen. Maar het was niet alleen daar. Ook bij andere gelegenheden werd er niet zuinig met de wijn omgegaan. Misschien, dacht ze, was het omdat deze wijn uit Varlia kwam.

Geïnteresseerd volgde Elda de karaf, die nu de beker van heer Ardell vulde, wederom met een bescheiden laagje. Daarna liep de bediende langs de hertogelijke tafel, voorbij Elda en richting de tafel waaraan vrouwe Muira zat.

De vrouwe leunde met haar elleboog op tafel, terwijl ze haar kin liet rusten op de rug van haar hand. Heer Rowan zat naast haar en liet zijn beker bijvullen, maar de vrouwe maakte met een gebaar duidelijk dat zij geen wijn hoefde.

De vrouwe nam geen deel aan de gesprekken aan haar tafel, en observeerde de gasten aan haar tafel met half geloken ogen. Om de zoveel tijd zag Elda hoe ze een zijdelingse blik op de hertog wierp. Die blikken waren vlug, enkel een snelle beweging van de ogen en zonder haar hoofd te draaien, maar ze ontgingen Elda niet.

Toen, onaangekondigd, boog vrouwe Muira zich over de tafel, zei iets tegen de heren wat hen hardop deed lachen, en stond op van haar plek. Met een zwierig gebaar draaide ze zich om en wendde zich in de richting van Elda, en meteen voelde Elda zich betrapt en wendde haar blik af. Haar wangen kleurden rood terwijl de vrouwe met sierlijke passen haar kant op stapte, en Elda pakte gauw een stuk brood dat nog op haar bord lag om te doen alsof ze nog aan het eten was.

De vrouwe liep langs haar, en Elda durfde het niet te wagen nog om te kijken, bang om een onbeleefde indruk te maken. Bovendien zat juffrouw Merinda vlak achter haar, en als die zag hoe Elda ongegeneerd een gast nakeek, zou ze daarvoor de komende dagen de wind van voren krijgen.

Dus nam ze een hap van haar brood. Het lag al een tijdje op haar bord en was droog geworden. Ze keek nogmaals de zaal rond. Onder de gewelfde plafonds stonden talloze groepjes van heren en vrouwen met elkaar te converseren, lachen en zingen. En allen waren nog aan het eten en drinken. Aanvankelijk kon Elda niet wachten tot het eten werd opgediend. Nu had ze kunnen eten, en wilde ze dat iedereen eens vaart zou maken. Mortain vermeed haar, en geen van de gasten had enige vorm van belangstelling in haar getoond.

Als ze hier niets aan het doen was, kon ze net zo goed het feest verlaten, dacht ze bij zichzelf. Daarom besloot ze juffrouw Merinda te vragen haar te excuseren en toestemming te geven zich even terug te trekken. Met een schrapend geluid schoof ze haar stoel naar achteren en draaide zich om. Daarna sloeg ze een gesmoorde kreet.

Ze stond oog in oog met haar juffrouw, die haar met een frons aankeek.

“Sorry, juffrouw Merinda,” stamelde Elda verbaasd.

“Dat is niet erg, Elda. Ik was net naar je op weg.” Haar ogen gleden over Elda, zoals ze altijd deden als ze beoordeelde of de jongedame er fatsoenlijk uitzag. Dat was blijkbaar niet het geval, want ze pakte de schouders van Elda’s jurk vast en trok deze recht, waarna ze de mouwen strak gleed en over haar polsen trok.

“Ik kwam je halen,” ging ze daarna kordaat verder, terwijl ze nog steeds zachtjes de polsen van Elda vasthield. “Vrouwe Muira heeft me net verzocht of ze met je mocht spreken. Ze gaf aan dat ze je beter wilde leren kennen, en ik heb daartoe ingestemd.”

Merinda boog zich iets dichter naar haar toe. “Wees beleefd. Let op je houding. En zeg niets wat je niet begrijpt.”

Elda knikte zwijgend, waarna de juffrouw zachtjes in haar polsen kneep voordat ze deze losliet en aan de kant stapte. Achter haar stond vrouwe Muira, met haar handen voor zich gevouwen. Haar witte overmantel hing nonchalant over haar schouder, maar de nonchalance gaf haar geen minder elegante uitstraling.

“Loop met mij mee,” zei de gravin simpelweg, waarna ze een arm hief en Elda gebaarde naast haar te lopen. Dat deed Elda, die onzeker naar voren stapte, terwijl ze nog snel een blik op haar juffrouw wierp. Deze glimlachte streng, iets dat alleen juffrouw Merinda kon, en knikte daarna kort.

Zwijgend liep Elda naast de vrouwe, die haar voorging door het zijpad van de ridderzaal. Ze passeerden de ridders, gezeten op lange banken, aan hun rechterzijde, terwijl ze van de grote zaal gescheiden werden door de rijen zuilen, die als rijzige bomen tussen hen en het feestgeraas stonden. De gravin leidde Elda richting de deur van de zaal, waar twee wachters, in maliën en een wapenrok gekleed, stonden. De vrouwe hield halt en liet één van de wachters weten dat zij en Elda een wandeling in de kasteeltuin zouden maken. De wachter antwoordde met een korte knik.

Verwarring en zenuwen waren verwikkeld in een hevige strijd, wat Elda een bekneld gevoel in haar keel gaf. De vrouwe had Merinda verteld dat ze Elda wilde leren kennen. Wat kon ze daarmee bedoelen? Van alle gasten op het feest was Elda misschien wel het minst noemenswaardige, en zeker de minst invloedrijke. Zelfs als men de rang van haar vader in acht nam, was die slechts een grensbaron, een vazal in een afgelegen graafschap. De onrust verliet haar lichaam terwijl ze aan haar thuis dacht.

Aster was een klein dorp aan de voet van de heuvel waarop kasteel Asterfyld stond, het geheel omringd door een houten palissade. Het huis van haar vader bestond uit weinig meer dan een grote zaal, met keuken en voorraadkamers. Daarboven woonden haar ouders met hun kinderen in hun privévertrekken. Buiten was een kleine, ommuurde binnenplaats, met stallen, een kapel en het wachtershuis dat tevens de kasteelpoort was. Het kasteel was niet groot, en als jong meisje had ze al vele grotere kastelen bezocht. Toch had ze nooit het gevoel gehad dat Asterfyld haar niet genoeg te bieden had. Het was een warme omarming, die haar elke dag met open armen ontving. Haar adem was zacht en droeg de geur van wilde tijm en salie.

Toen was haar vader vertrokken. Als vazal was het zijn plicht om de mannen van hun dorp te leiden in de oorlog. Met honderdvijftig mannen was hij vertrokken om te vechten. Het was nauwelijks een week na Elda’s tiende verjaardag, en het kasteel had leeg gevoeld na zijn vertrek, alsof het kloppende hart weg was. Elda kon het niet verdragen daar lang rond te dwalen.

Daarom maakte ze vaak wandelingen door de tuin, of het dorp. Daar kende ze iedereen, en iedereen kende haar. “Gegroet, vrouwe,” zei Harkling de bakkerszoon dan, en vroeg haar altijd een stuk brood te proeven, om hem ervan te verzekeren dat het goed gelukt was. De laatste maanden was hij daarmee gestopt, en hij vertelde haar dat zijn vader nog maar weinig brood kon verkopen. Niet lang daarna had hij afscheid van haar genomen, want de koning had mannen nodig voor de oorlog. Dat was de laatste keer dat ze Harkling had gezien, en ze was lang verdrietig geweest. En het was niet alleen Harkling. Ze had veel mensen het dorp zien verlaten.

En toen was zij vertrokken, uitgehuwelijkt aan de zoon van een hertog.

En nu liep ze hier, omgeven door de muren van Caer Twyrif, met een gravin die haar beter wilde leren kennen. Hun voetstappen echoden door de verlaten gangen, terwijl ze in stilte voortschreden.

Elda wist niet of ze iets moest zeggen. De gravin deed het in ieder geval niet, en dat maakte dat Elda zich alleen maar ongemakkelijker voelde.

De voortdurende stilte deed weinig om het gevoel weg te nemen, terwijl ze de tuinpoorten passeerden. De benauwde gang hadden ze nu achter zich gelaten, en voor hen lag de uitgebreide tuin van Twyrif. Ze waren uitgekomen op het hoofdpad, dat naar de in het midden gelegen fontein leidde, maar Muira maakte een afslag naar het oosten en voerde Elda mee naar de rand van de tuin, waar het pad naar het noorden afboog en ze het pad langs de borstwering volgden.

Het was ondertussen helemaal donker geworden, een wolkeloze duisternis, met slechts in het oosten nog de meest vale hint van indigo. Ontelbare sterren zorgden samen met de manen, die beiden vol waren, dat Elda goed en ver kon kijken.

Maar het licht van de manen en sterren was koel. De landerijen voorbij de rivieren waren stil, en boomtoppen die het licht opvingen staken als heldere spelden uit boven de grasvelden. Daar, in het oosten, ver voorbij al die koude velden, lag Asterfyld.

“Je bent stil,” merkte vrouwe Muira op.

“U ook,” zei Elda snel.

“Ha!” lachte de vrouwe hardop. “Daar heb je gelijk in, Eldryssa. Ik dacht diep na over vele dingen die op het moment mijn aandacht vereisen. Dingen waarvan ik zou willen dat ik ze voor een moment geen aandacht zou hoeven geven.” De vrouwe sprak op een heldere toon, en het Arnische dialect, dat van zichzelf al melodieus was, leek als zang te klinken wanneer zij sprak.

“Hoe komt het dat je zo stil bent?” vroeg de vrouwe toen.

“Ik denk dat ik niet zo goed weet wat u van mij verwacht, als ik eerlijk moet zijn.”

“Ik heb je gevraagd met mij mee te komen omdat ik je beter wilde leren kennen. Ik verwacht niet dat je loopt zoals je juffrouw je opdraagt, of spreekt zoals zij van je wenst. Verwachtingen veroorzaken vaak niets dan beperkingen. Dus nu, als er werkelijk iets van je verwacht moet worden, laat het dan zijn dat je vrij durft te spreken.”

“Dat zal ik doen, vrouwe,” antwoordde Elda gehoorzaam. Ze kon het niet helpen zich erg in het nauw gedreven te voelen, en ze keek om zich heen. De tuin was stil en ze kon geen andere gasten zien. Uiteindelijk verbrak de vrouwe de stilte weer.

“Je leek diep in gedachten verzonken tijdens onze wandeling. Wil je met me delen waar je aan dacht?”

De vrouwe hield halt en keerde zich naar het oosten, haar blik naar de duisternis gewend. Elda kwam naast haar staan. Ze kon zich niet voorstellen dat haar gedachten de vrouwe werkelijk konden interesseren, maar ze zag er ook geen kwaad in ze te delen.

“Ik dacht aan veel dingen, vrouwe, maar niets in het bijzonder.” Haar blik gleed over de kale velden, de bossen en de horizon, en bleef daar rusten. “Ik denk dat ik voornamelijk aan thuis dacht.”

“Je bent er lang niet meer geweest.”

Elda wist niet of de vrouwe een vraag stelde of simpelweg een feit benoemde, en ze bleef stil.

“Wanneer heb je je ouders voor het laatst gezien?”

Deze vraag overviel Elda, en ze wist niet of ze wilde antwoorden, maar ze was bang om onbeleefd te zijn.

“Dat is lang geleden, vrouwe. Het was in de zomer van mijn komst naar Caer Twyrif. Mijn vader en mijn moeder waren er, en ze zijn een week gebleven.”

Elda dacht terug aan die tijd. Het was warm, en er hingen vlaggen toen ze aankwamen. De hertog stond samen met de hertogin en Mortain op de binnenplaats om hen te ontvangen. Elda vond het vreemd om Mortain in het echt te zien. Ze had over hem gehoord, en ze wist dat ze zouden trouwen en dat zij zijn vrouw zou worden, en hij haar man. Tot dan toe was Mortain enkel een naam voor haar geweest. Toen zag ze hem daar staan, en ze was blij, want hij was mooi.

In de avond was er een feest, en haar vader en de hertog hadden lang en veel gepraat. Ook de dagen daarna bespraken ze nog veel, en Elda zag haar vader nauwelijks.

Na het feest ontmoette Elda veel bedienden en leden van het hof. Het was in die eerste week dat zij juffrouw Merinda ontmoette. Die heette haar welkom en had haar verteld dat ze een echte Arnallaanse dame van haar zou maken.

Na een week vertrokken haar vader en moeder weer, en bleef ze alleen achter op het grote Caer Twyrif.

“Dat is inderdaad lang geleden,” antwoordde vrouwe Muira. “En ze hebben je niet meer opgezocht?”

“Nee, vrouwe. Mijn vader en broers moesten vechten in de oorlog, en mijn moeder was te druk met ons huishouden. Ik had gehoopt dat ze me weer zouden opzoeken, nu de oorlog eindelijk voorbij is, maar vader is druk bezig met de herstelwerkzaamheden.”

Elda legde haar armen over de borstwering en liet haar kin op haar armen rusten. Het voelde aangenaam om met iemand over haar familie te kunnen praten.

“De laatste keer dat ik een brief van ze ontving, stond erin dat ze me snel zouden opzoeken, maar er stond niet wanneer. Ik heb meerdere brieven teruggestuurd, allemaal onbeantwoord.”

“Het spijt me dat te horen, Eldryssa.” Vrouwe Muira legde haar hand op Elda’s arm en kneep zacht. “Ik weet zeker dat het niet hun bedoeling is je zo lang op antwoord te laten wachten.”

“En waarom was u zo stil, vrouwe, als ik vragen mag?”

“Dat mag je zeker, en ik zal het je vertellen. Ik was jou namelijk aan het observeren. Weet je wat ik zag?”

“Mij?” antwoordde Elda.

De vrouwe lachte weer. “Jou, ja. Een jongedame die een belangrijke rol zal gaan spelen. Je hebt meer in je dan je misschien denkt.”

“Ik wil geen belangrijke rol spelen, als ik eerlijk ben. Ik zou willen dat ik hier op mijn plaats zou zijn, en dat de anderen me aardig zouden vinden.”

“Dat siert je, Eldryssa, en dat maakt mijn punt enkel duidelijker. We hebben behoefte aan meer lieden zoals jij. Het zou de wereld een betere plek maken.”

“Dank u, vrouwe,” bracht Elda verlegen uit. Weer wist ze niet goed wat ze moest zeggen, en de twee waren een moment stil terwijl ze de duisternis in tuurden.

Een koude bries woei over de tuin en Elda rilde. Achter hen was het laatste beetje indigo verdwenen, en de hemel was nu compleet duister. Dunne flarden wolken dreven voor Manya, en de velden werden donker, waardoor ze weinig meer kon zien.

“Vrouwe?” vroeg Elda toen aarzelend. “Waarom zei u dat over Mortain, eerder deze avond?”

“Wat zei ik?” vroeg de vrouwe verbaasd. “Ik ben bang dat ik niet weet wat je bedoelt.”

“U zei dat zijn ogen op die van zijn grootmoeder lijken,” zei Elda, met haar blik op de onzichtbare horizon gericht.

“Omdat het de waarheid is.”

“Waarom zei u niet dat zijn ogen op die van zijn vader lijken? Dat zeggen anderen altijd, dat Mortain de ogen van zijn vader heeft.”

“Dan hebben ze niet goed gekeken. De ogen van zijn vader zijn anders. Inderdaad, ze zijn ook blauw en helder, maar er heerst een hardheid in. Ze zijn streng en straffend. Wenda had dat niet. Haar ogen waren zacht. Warm als een haardvuur op een winteravond. Het was prettig om erdoor aangekeken te worden.

Nee, Mortain heeft niet de ogen van zijn vader. Je zult ongetwijfeld begrijpen wat ik bedoel.”

“Ik… denk het,” bracht Elda toen aarzelend uit, en zweeg een moment. “Hij loog tegen me,” zei ze, toen vrouwe Muira niet meteen reageerde. Ze wist niet goed waarom ze het zei, maar de vrouwe gaf haar het gevoel dat ze werkelijk gehoord werd. 

“Dat is mogelijk niet de eerste keer, en het zal zeker niet de laatste keer zijn. Adellijken hebben nu eenmaal de neiging om de waarheid naar hun zin te buigen. Dat hoort helaas bij de politiek. Maar, Eldryssa, hopelijk vind je troost in wat ik te zeggen heb. Dat Mortain tegen je loog, maakt hem geen slecht mens.” Ze keerde zich toen richting Elda en sloeg haar mantel om zich heen. “Waarover heeft hij gelogen?”

“Hetzelfde als alle anderen,” reageerde Elda fel. Feller dan ze zelf verwachtte. “De laatste dagen gedraagt iedereen zich anders. Mortain zei dat hij niet wist waarom het was, en hij zou het aan zijn vader vragen. Maar dat heeft hij niet gedaan. En nu gedraagt hij zich vreemd, en ik vermoed dat hij eigenlijk al wist waarom het was, maar het gewoon beter wist te verbergen dan de anderen.”

“Maar jij bent erg oplettend, is het niet? Dat is waardevol, want ze zeggen dat kennis macht is. Laat het een eigenschap zijn om te koesteren. Dan zul je later merken dat je je hier op je plek zult voelen.” 

Ik weet niet of dat is wat ik wil, dacht Elda bij zichzelf, terwijl een rilling over haar rug trok.

Daarna kwam er weer een frisse wind opsteken die tussen de bomen loeide, als een waarschuwende kreet.

“Kom,” zei vrouwe Muira toen, “de wind wordt koud en de geesten huilen. Het is tijd om terug naar binnen te gaan.”

Please Login in order to comment!